Een stukje uit het hoofdstuk ´Ziek´ uit mijn boek
´De kleur van gevaar´, waarin ik kennis maak met de arbeidspsycholoog.
Van de eerste kennismaking blijft mij vooral bij dat zijn aandacht nauwelijks op mij gericht lijkt te zijn. Er blijkt iets met de telefoon aan de hand te zijn. Een herhaald gebel met de provider volgt. Ik ben verbaasd, maar realiseer mij meteen dat ik hier niet voor niets zit. Ik heb geen idee wat ik ervan moet vinden. Omdat ik geen zinnig weerwoord kan bedenken, ga ik stilzwijgend akkoord met een vervolgbehandeling. Op basis van een vaag gevoel dat dit moet. Vertrouwen ontwikkelt zich pas gaandeweg. De psycholoog zal vooral bijblijven dat ik er de eerste weken als een dood vogeltje bij zit. Maar dat vernam ik pas veel later.
roekeloosheid te pletter vloog tegen een serre in een bosrijke tuin. Ook geen clowneske huismus in een heg, die zich na vijf gelukkige jaren terugtrok onder een hoopje herfstbladeren om kalm en vredig in te slapen.
Ik ervoer het leven als was ik een aangeschoten kraai. Een regen van hagel had mij te grazen genomen, en zo moest ik zien te overleven.
Het vliegen was mij afgenomen. Mijn zelfvertrouwen was nul. Vogels moeten kunnen vliegen. Mensen moeten kunnen werken. Waar leef je anders voor? Toch niet voor de lol zeker?
Het dode vogeltje veranderde langzaam in een minder dood vogeltje.
´Dat kan helemaal niet´, denk jij, ´van dood naar niet-dood. Dood is gewoon dood.
End of story.´
Niet bij deze arbeidspsycholoog.
Hij stelde mij gaandeweg vragen. Vele vragen.
Ik vertelde veel.
Of, juister, ik ventileerde veel gedachtegangen. Meningen. Zienswijzen.
Totdat hij mijn verhaal voor de zoveelste keer aanhoorde over wie wat had moeten doen, zeggen of juist laten, vroeg hij: ´Ga jij daarover?´
Daar heb ik niet even over nagedacht.
Daar heb ik weken op gekauwd.
Geherkauwd.
Wat ik toen deed, is wat ik veel klanten nu ook zie doen.
Ik had die burn-out en kon dus maar weinig hebben. En dus vond ik een hele hoop van mijn omgeving.
Die moest maar zus. Of juist zo. Dan kon ik het net hacken.
Maar anderen deden niet wat ik zei. Of wilde. Of dacht.
Ze deden vaker het tegenovergestelde. Niet om mij te pesten, maar omdat het leven mij nu eenmaal niet op die manier op m´n weken bedient.
Dat leverde bij mij op z´n minst nóg meer stress op. En dus meer onrust, angstgevoelens, hartkloppingen, rugpijn. Nachten heb ik lopen dolen. Eindeloos gepieker.
En ik wilde dat allemaal niet. Dus het leek mij zo eenvoudig dat mijn werkomgeving rekening met mij hield. Dat deden ze niet. De druk werd juist bewust opgevoerd. In de hoop dat ik de handdoek in de ring zou gooien. En dat deed ik weer niet.
De vraag ´Ga jij daarover?´ was natuurlijk een reality check van de eerste orde.
Terwijl mijn hoofd van huis uit weet: ´Wat je vindt, breng je bij de politie.´ Ook in mijn voormalige functie op debiteurenbeheer, waarbij het altijd om een reden gaat dat een klant de factuur niet betaalt, was mijn adagio: ´Niet bewegen is geen optie.´
En wat deed ik nu zelf? Niet bewegen. Een nogal krachteloze ´move´.
Anderen moesten maar bewegen. Vond ik. Ook al bracht mij dat geen herstel.
Enfin, díe ene vraag zette beweging in gang.
De beweging naar écht herstel. Want daar ging ik wel over.
En welke beweging, of bewegingen, kon ik zelf nog meer maken?
Ik begon bij fysiek herstel. Eerst met beter eten. Bezocht een orthomoleculair arts voor de relevante suppletie. Startte met beweging onder begeleiding. Leerde beter adem te halen, deed onderzoek naar betere technieken voor ontspanning. Ging mij verdiepen in alle ins & outs van het brein.
Gaandeweg kreeg ik daardoor meer de energie die ik nodig had om te doen wat ik het lastigste vond: mentale patronen, en dus ook mijn gedrag, aanpassen.
Over dat herstelproces deed ik ruim 3 jaar. Ik gun jou een vlotter herstel. Better yet: ik gun het je om nooit in een burn-out terecht te komen, de allerbeste manier van ´herstel´.
Hoe je daar uit blijft? Dat kun je eenvoudig al testen. Noem het een stress-APK´tje en beweeg alvast een beetje: https://gripopgezondheid.nl/agenda/
Lynn Hogendoorn